“Boodschappen halen, is toch geen pretje….” Dat reclameliedje zong ik vroeger vaak als ik geen zin had om met mijn moeder mee te gaan naar de winkels. Toen kon ik nog niet weten, dat zoiets gewoons als boodschappen doen in een ander land een totaal andere belevenis kan zijn.
Het eerste half jaar dat we in Algerije woonden, deed mijn man de inkopen. Maar toen hij voor een maand naar Nederland vertrok, moest ik er toch aan geloven. In het dorp waar we wonen is geen grote supermarkt. Dus doe ik mijn boodschappen in de kleine buurtwinkels, volgepropte pijpenlades waar de bovenste spullen via een stok met haak van de plank worden gewipt. Groenten en fruit haal ik op de markt, waar de boeren uit de omgeving hun oogst verkopen. De meesten hebben hun waar uitgestald op jute zakken of geïmproviseerde tafels, of ze staan op de hoek van de marktstraat met een wagen volgeladen met sinaasappels of tuinbonen. Voordeel is wel dat je alles zelf mag pakken. Het afrekenen gaat in het Frans en dat spreek en versta ik goed.
Het leven zonder supermarkt en met een beperkt budget heeft me wel veel prijsbewuster gemaakt. Het valt me ook op dat iedereen praat over de kiloprijzen van groenten en vlees. Het is natuurlijk ook onbegrijpelijk dat in één jaar tijd de aardappelen vier keer duurder worden en dat je voor een gewoon kippetje omgerekend zesenhalve euro moet neertellen. Sommige dingen zijn dan juist weer spotgoedkoop: in het seizoen koop je een kilo doperwten voor 35 cent. Je ziet dan iedereen sjouwen met 25-kilo-zakken, die gaan soms op de rug mee naar huis. Thuis zitten de vrouwen dan een paar dagen alleen maar te doppen en gaan de erwten de vriezer in voor later, bijvoorbeeld om ‘s zomers tijdens de Ramadan te gebruiken. Algerijnen zijn echte broodeters en dus zijn er genoeg bakkers in de buurt. We kunnen kiezen uit stokbrood en ronde broden in allerlei soorten en maten. Mijn jongste dochter is dol op brood met olijven, waar ze dan eerst vrolijk de olijven uit peutert.
Keukenprinses
Je moet hier als Algerijnse keukenprinses niet bang zijn voor een beetje bloed en botten. Een stukje kipfilet kun je hier niet kopen, je krijgt gewoon een hele kip mee. Vaak met nek eraan en ingewanden er nog in. Dus heb ik maar geïnvesteerd in een goed snijmes en ga ik zelf de kip te lijf. Met Eid al Adha (Offerfeest) heb ik ook meegekeken bij het ontleden van het schaap na het slachten. Dat had ik toch niet van mezelf gedacht tien jaar geleden. Maar alles went, ik vond het fascinerend om te zien hoe een beest van binnen in elkaar zit.
Qua koken heb ik het meest moeten wennen aan het andere zout dat ze hier gebruiken. Het lijkt qua substantie op soda en is veel minder sterk. Het zout verkopen ze gewoon zoals in Nederland in een kilopak, maar de andere kruiden krijg je mee in een stukje oude krant dat ze tot een zakje hebben gevouwen. Gedroogde kruiden als laurier en tijm, krijg je als een bos takken mee in een plastic zakje. En alles in grote hoeveelheden, niet van die zielige zakjes die je bij Albert Heijn kunt kopen. Ik vind dat ruigere wel wat hebben, ook al is het natuurlijk thuis veel meer werk om de kruiden gebruiksklaar te maken.
Voor de niet-dagelijkse boodschappen – zoals prullenbakken, lampen, serviesgoed, klusmateriaal – moeten we naar de grote stad. Pas na een jaar viel het me opeens op dat er wel heel veel zelfde winkels bij elkaar in de buurt zaten. Groot voordeel is dat je de aanbieders ter plekke met elkaar kunt vergelijken. En als de ene winkel het gezochte niet heeft, ga je gewoon even een paar deuren verder. In Nederland is het compleet andersom. Als je je daar bijvoorbeeld als tweede of derde kapper in een straat wil vestigen, mag dat meestal niet. Voor klusspullen moeten we in Algerije veel reizen, langs verschillende buurten die ver uit elkaar liggen. In Amsterdam ligt altijd op redelijke afstand een grote bouwmarkt. Ik vraag me af wanneer die schaalvergroting zich hier zal inzetten. Echt grote supermarkten zijn hier nog steeds een uitzondering. In de grote steden van Algerije zijn ze op één hand te tellen.
Met de dag leven
Ik merk aan veel kleine dingen dat de Algerijnen geleerd hebben om extreem bij de dag leven. Mensen kopen geen grote voorraden, bij de kruideniers koopt men altijd één pak melk, een paar yoghurtjes of een klein zakje wasmiddel. Vaak worden daarvoor de kinderen naar de buurtwinkels gestuurd. Op de toonbank ligt steevast een schrift waarin men deze kleine bedragen noteert, iets wat ik alleen ken uit verhalen van mijn oma en opa. Mijn moeder zei tijdens haar eerste bezoek hier, dat de samenleving haar deed denken aan de jaren 50 in Nederland. En waarschijnlijk klopt dat ook wel. Nederland was toen in opbouw na de oorlog en Algerije is dat nu natuurlijk ook. Door de relatieve rust onder president Bouteflika hebben de Algerijnen kunnen bijkomen van de vernietigende burgeroorlog in de jaren negentig. Voor mij blijft de cultuurshock onverminderd groot, ook al omdat ik in welvaart ben grootgebracht en alhamdoelillah nooit echt grote zorgen om geld heb gehad.